Kritisch denken volgens Spinoza – ook vandaag
In de Ethica beschouwt Spinoza de rede als de weg naar vrijheid. Maar wat verhindert de mens om redelijk te denken? En wat betekent kritisch denken, bijvoorbeeld om de actualiteit te ontleden? Welke moeilijkheden kan je als lezer ondervinden? Maar eerst, Spinoza’s analyse van de geest.
I. Spinoza en de misleiding van de geest
Mens als klein deeltje van het universum
Wat betekent de rede gebruiken? De mens beschikt over de rede. Zowel de capaciteiten als de beperkingen van de mens hangen samen met zijn plaats in de wereld, met de natuur, met de visie op God. Spinoza is een kind van zijn tijd: enerzijds vinden er in de zeventiende eeuw in Amsterdam belangrijke wetenschappelijke omwentelingen plaats (vooral de wiskunde is model voor de wetenschap). Anderzijds overheerst nog een joods-christelijk denkkader waarin de mens, de politiek, de wereld betekenis krijgt vanuit hun relatie tot God. Spinoza’s idee van de rede valt dan alleen te begrijpen in het licht van een fundamentele omkering ten opzichte van het ‘klassieke’ wereldbeeld: kennis verwerven kan alleen door de ‘oorzaak’ van een zaak te zoeken in plaats van ‘doelen’ te veronderstellen. Om een gebeurtenis te begrijpen, moet je kijken naar wat die gebeurtenis heeft veroorzaakt. En niet de gebeurtenis vanuit een doel trachten te begrijpen. Wat heeft een aardverschuiving veroorzaakt, bijvoorbeeld, in plaats van zich af te vragen volgens welk plan een aardverschuiving voorvalt. Denken vanuit doelen biedt geen adequate kennis: Spinoza’s God heeft geen plan of doel. En de mens bekleedt geen buitengewone plaats in de schepping.
Hiermee anticipeert Spinoza op enkele principes van Darwins evolutietheorie, die een ‘narcistische kwetsuur’ voor de mens zijn: we zijn veel minder belangrijk dan wij denken. (Dit heb ik uitgewerkt in mijn boek ‘Door Spinoza’s Lens’). Spinoza pleit dus tegen projecteren van menselijke plannen of intenties op de natuur. Het geloof in een voorzienige God die tussenkomt in de werkelijkheid is voor Spinoza een product van de verbeelding. Natuurlijk maakt de mens wel plannen. En meet de mens zijn succes af aan de uitwerking van dat plan: of iets geslaagd is, perfect is, of onvolmaakt blijft. Maar hiermee vat de mens de essentie van een ding niet. In de Ethica verklaart Spinoza de breuk tussen verbeelding en rede (E, I, app) met een verwijzing naar de wiskunde.
Politiek denken – oorzaak en effect
Spinoza trekt deze metafysische omwenteling door wanneer hij ethiek en politiek opnieuw tracht te denken. Op politiek vlak had hij enorme bewondering voor Machiavelli, die over oorzaken een gelijkaardige opmerking maakt in Il Principe. Zijn methode om politiek te begrijpen, vat hij samen als nagaan wat de ‘verita effetuale della cosa’ is – welke waarheid een werking heeft, ipv vanuit een goddelijk plan over politiek na te denken. Machiavelli’s methode staat in contrast tot zijn tijdgenoten, bijvoorbeeld tot de dominicaan Savonarola. Die meende dat zondigende Florentijnen zelf de rampspoed over zich hadden uitgeroepen, want die politieke rampen (oorlogen) waren een straf van God.. Machiavelli en Spinoza trachten een ander politiek model te ontwikkelen. (Ook Machiavelli’s ideeën heb ik uitvoeriger behandeld in ‘Door Spinoza’s Lens’).
Waarom is het dan zo moeilijk om ‘goed’ te denken? Het korte antwoord is niet alleen dat de mens onderhevig is aan passies. Maar het is alsof de geest op allerlei manieren zichzelf misleidt, in plaats van redelijke verklaringen te zoeken (met de rede bedoel ik denken van algemene verbanden, onderzoeken van oorzaken).
Tegen de morele pose
Politieke denkers hekelen, minachten of bespotten de menselijke natuur. En als ze zich beter willen wanen dan anderen, schrijft Spinoza, dan gaan ze zelfs zo ver anderen te verachten. Die morele pose getuigt echter niet echt van wijsheid, en ook niet van een waarlijk ethische houding. Zelf gooit Spinoza het over een andere boeg: de wetenschappelijke methode inspireert Spinoza om de mens te beschrijven zoals de mens is, niet zoals de mens zou moeten zijn.
Spinoza suggereert dat sommige filosofen en theologen geen rekening houden met de menselijke natuur omdat ze zich vooral om hun eigen imago bekommeren: filosofen en theologen zijn ‘gewoon om mensen uit te lachen, te betreuren, te hekelen (of als ze voor heiliger willen doorgaan) te verachten.’ (TP, I, 1). Spinoza schrijft een bijzondere motivatie toe aan wie mensen veracht: zelfverheffing.
Fijnzinnige psychologie
In de Ethica toont Spinoza zich een fijnzinnig psycholoog. Hij geeft een boeiende analyse van die neiging tot moraliseren. Verachting is het omgekeerde van bewondering en is een vorm van zelfverheerlijking (E, III, stelling 52, opmerking). Zelfverheerlijking (‘gloria’ in het Latijn) is een blijheid vergezeld van een inwendige oorzaak. De aan haar tegengestelde droefheid heet ‘schaamte’ (E, III, stelling 30, opmerking). Wanneer die persoon meent te worden geprezen of berispt, noemt Spinoza het affect ofwel ‘tevredenheid met zichzelf’, ofwel ‘berouw’. Verachting en zelfverheerlijking spelen zich vooral in iemands hoofd af, wat de nodige problemen met anderen veroorzaakt: ‘Omdat het vervolgens kan voorkomen dat de blijheid die iemand meent anderen te schenken, slechts denkbeeldig is, en ieder tracht te denken wat hem naar zijn mening zal verblijden, is het dus licht mogelijk dat een roemzuchtige (persoon) verwaand wordt, en zichzelf inbeeldt iedereen welgevallig te zijn, terwijl hij in werkelijkheid iedereen tot last is.’ (E, III, stelling 30, opmerking). In zelfverheerlijking en verachting zijn mensen elkaar tot last (E, III, stelling 55, opmerking).
Kortom, wie veracht en zichzelf overschat, verstoort anderen eerder dan hij hen helpt. Wie zich bezighoudt met de gebreken van anderen, vergist zich (E, V, stelling 10, opmerking). Spinoza zelf bewondert niet wie streng moreel veroordeelt, maar juist wie er in slaagt mensen te aanvaarden zoals ze zijn: ‘Het vereist daarom een bijzonder zielskracht ieder te nemen zoals hij is en zichzelf ervan te onthouden affecten van anderen na te bootsen’ (E, IV, aanhangsel, hoofdstuk 13). Alleen aanvaarding en inzicht getuigen van echte wijsheid: ‘Wie terdege beseft, dat alles uit de noodwendigheid van de goddelijke aard voortvloeit en volgens de eeuwige wetten en regels van de natuur plaatsgrijpt, zal zeker niets vinden dat haat, spot of minachting verdient, noch met wie dan ook medelijden te hebben, maar zover zijn menselijke kracht reikt, trachten, zoals men zegt: ‘wel te doen en blij te zijn’ (E, IV, stelling 50, opmerking). Wie daarentegen moraliseert, verbeeldt zich een morele zuiverheid die hij niet heeft, terwijl hij de behoefte voelt om de ander negatiever in te schatten dan die verdient.
Imitatie van gevoelens
Een ander probleem is dat mensen geneigd zijn om elkaars gevoelens na te bootsen. Als iemand oordeelt vanuit haat of droefheid, wekt die persoon gelijkaardige gevoelens op bij anderen. ‘Wie alleen op grond van een gemoedsaandoening (bijvoorbeeld eigenzinnigheid, ijdelheid) ernaar streeft dat anderen liefhebben wat hij zelf liefheeft, en dat anderen naar zijn zin leven, handelt alleen uit aandrift en maakt zich daardoor gehaat, vooral bij hen die in andere dingen behagen scheppen en die zich dientengevolge beijveren en met dezelfde hartstocht ernaar streven, dat anderen juist naar hun zin zullen leven.’ (E, IV, stelling 37, opmerking 1).
Spinoza hekelt niet alleen wie streng oordeelt, maar ook wie verlangt straffen uit te delen. Wie erop uit is om de angstige, zondige mens met schrikbeelden te pijnigen door vreselijke straffen aan te kondigen. Wie iemands toekomstige leed in een eeuwig brandend hiernamaals toejuicht, die kan alleen vervuld zijn van haat. Elke vorm van leedvermaak is droefheid, gebrek aan wijsheid, knechtschap. Wie zo denkt kan onmogelijk een dieper inzicht hebben in God. In zijn kritiek op een moraal die droefheid bevordert, klinkt Spinoza behoorlijk als een voorloper van Nietzsches kritiek op de christelijke moraal.
Die mimesis van gevoelens heeft een invloed op wat er in het publieke debat gebeurt. Het is dus moeilijk om niet mee meegesleept te worden in een emotioneel discours, of een emotionele benadering van een zaak. Vaak werkt haat, ressentiment, woede, angst gelijkaardige affecten op: afkeer, angst, haat etc. De spiraal van ‘droeve’ emoties wordt makkelijk in gang gezet, maar minder makkelijk beëindigd. Een bewuste houding van blijheid en liefde, alsook passies zoals moed en generositeit kunnen de rede versterken.
Onwetend over de eigen onwetendheid
Filosofen miskennen niet alleen het belang van de passies bij ‘de mensen’, maar ook bij henzelf. Spinoza’s argument om moreel geladen oordelen te vermijden, is het gebrek aan zelfkennis dat eruit spreekt: voor zover moraalridders hun eigen demarche geloven, bedriegen ze niet gewoon de ander, maar zichzelf. Ieder kan de wetten van de natuur kennen, schrijft hij in het voorwoord van zijn Theologisch-Politiek Traktaat, maar velen vergeten deze bij uitstek op zichzelf toe te passen.
Spinoza’s naturalisme behelst dat elk wezen, elke mens, streeft naar zelfbehoud. Maar onzekerheid over het lot zet aan tot hoop en vrees. Dat is het lot van elke mens, aldus Spinoza. Hieraan verbindt hij nog een andere vorm van zelfbedrog: als het goed gaat, denken we dat we de waarheid in pacht hebben, al weten we in werkelijkheid niets. Gaat het slecht, dan zijn we bereid de meest absurde raadgevingen te volgen, zolang we denken dat die raadgevingen een einde kunnen maken aan ons gevoel van onmacht en wanhoop (TTP, voorwoord). Mensen in nood zijn dan ook des te gevoeliger voor manipulaties, zeker als die de belofte van geluk in de toekomst inhouden (eventueel na de dood). ‘Als de mensen in staat waren al hun zaken volgens een vast plan te regelen of als het lot hun altijd goed gezind was, zou het bijgeloof geen vat op hen hebben.’ (TTP, voorwoord). Spinoza verbindt dus aan de natuurlijke lotgevallen van de mens een gemoedstoestand, die het vermogen tot denken zelf beïnvloedt. Meer nog. Niet alleen weten we vaak te weinig, in die zin dat we te weinig inzicht hebben in hoe deze wereld in mekaar steekt, in welke oorzakelijke verbanden tot bepaalde effecten leiden. Maar we zijn ook onwetend over onze gebrekkige kennis. Onder invloed van hoop of vrees schatten we ons eigen vermogen tot correct denken verkeerd in.
Passies hebben dus een effect op ons vermogen tot zelfinzicht, en op ons zelfbeeld. Dat is een ‘zelfbedrog’ – Spinoza gebruikt deze term niet zelf – die een juist gebruik van de rede in de weg staat.
Waan van vrijheid
Zowel ervaring als rede leren ‘dat de mensen zich vrij wanen omdat zij zich bewust zijn van hun handelingen, doch de oorzaken waardoor die worden bepaald niet kennen (…).’ (E, III, stelling 2, opmerking). In die waan van vrijheid, bedriegen mensen zichzelf (E, II, stelling 35, opmerking). Uit onwetendheid denken mensen dat ze vrij zijn. Ze menen dan dat hun handelingen afhangen van hun wil. Maar ze beseffen niet dat ze eigenlijk niet weten wat ze daarmee bedoelen. Precies de relatie tot het lichaam is onduidelijk. ‘Niemand weet immers wat die wil is en op welke wijze hij het lichaam in beweging zou brengen.’ (E, II, stelling 35, opmerking).
Spinoza’s visie op de moraal bevat nog andere metakritieken op de conventionele moraal. De oordelen ‘goed’ en ‘kwaad’ hangen sterk samen met wat de oordelende persoon inschat als goed of slecht voor zichzelf. Dit is een eerste relativering van het schijnbaar universele morele oordeel. Maar ten tweede hangt wat een individu goed acht, af van zijn behoefte om zich met dat goede te associëren in de ogen van anderen, of van zichzelf. Ten derde verhindert een dergelijke houding degelijke politieke inzichten, die de samenleving écht moreel ten goede zouden komen.
Iedereen gelijk
Zelfbedrog vormt een probleem dat nog fundamenteler is dan de autonome, rationele manipulatie van anderen. Spinoza gelooft niet dat sommige mensen de rationaliteit zouden hebben om anderen doelbewust op het verkeerde spoor te zetten. Spinoza ontkracht juist de filosofische mythe van het zuiver rationele individu. Dat is precies zijn naturalistische gelijkheid. Spinoza, de anti-elitarist, gelooft dus niet dat iemand aan passies ontsnapt, ook niet wie – hoogopgeleid, welbespraakt, opiniërend – denkt eraan te ontsnappen. Wie moraliseert, bewijst dit nog eens, want wie wel adequate inzichten heeft in de moraal, voelt geen behoefte om moraliserend uit de hoek te komen.
De menselijke geest bevat volgens Spinoza nog een aantal manieren waarop hij zichzelf misleidt. Spinoza lijkt hier een voorloper van andere ‘ontmaskeraars’ van de geest, zoals Nietzsche of Freud.
Wensdenken
Spinoza beschrijft een soort lustprincipe van de geest: we zijn makkelijker overtuigd van ideeën die aangenaam zijn voor onszelf, en minder van onaangename ideeën. “De geest is afkerig om zich dingen voor te stellen, die zijn eigen vermogen of dat van zijn lichaam verminderen of belemmeren” klinkt het in de Ethica (E, III, toegift). Ook legt Spinoza uit hoe associaties met vroegere ervaringen onze huidige ervaringen beïnvloeden (E, III, 14 ev): wie we sympathiek of antipathiek vinden, hangt af van associaties op basis van vroegere ervaringen. Dergelijke imaginaire constructies zijn normaal: we maken ons voortdurend een beeld van wie we zijn, en daarin spelen ervaringen uit het verleden een grote rol. Heel menselijk, maar dit heeft weinig met juiste inzichten in de werkelijkheid te maken. Want vaak zijn de oorzaken van die vroegere emoties bij de latere associatie niet meer aanwezig. Deze beschrijving lijkt een beetje op Prousts Madeleine-ervaring. Voor Spinoza heeft de verbeelding een blijvende werking op de geest.
Het wensprincipes dat Spinoza beschrijft maakt ook dat we het soms makkelijker hebben gebreken bij anderen te zien, terwijl we blind voor zijn voor onze eigen tekortkomingen. Soms kunnen we motieven bij anderen peilen, die we aan onszelf niet makkelijk zouden toegeven.
Wie zijn passies helder en duidelijk begrijpt, heeft er minder onder te lijden. Dat betekent ook inzien hoe belangrijk passies zijn, hoe bepalend ze zijn in hoe we onze eigen kennis inschatten. Het beste geneesmiddel is het gebruik van de rede.
Belang van open debat en vrije mening
Spinoza gelooft sterk in het belang van open debat en van goed onderricht: door de confrontatie met andere ideeën, beseffen burgers dat ze zich soms vergissen. Ze kunnen dan hun ideeën bijsturen. Mensen zijn in elk geval het meest overtuigd van die conclusies die ze zelf trekken, aldus Spinoza. Vandaar dat een overheid er geen belang bij heeft te eisen dat burgers trouw zijn aan een geloof of aan een overtuiging. In zijn democratie is openheid dan ook een belangrijk gegeven.
Geheimhouding, censuur edm zijn methoden van onverdraagzame regimes, van tirannen of machtswellustelingen die de bevolking onder de knoet willen houden. Een gebrek aan vrij debat dient dus alleen belangen van machthebbers.
II. Hoe kritisch denken toepassen?
Ik krijg soms de vraag hoe je als lezer/luisteraar/kijker om kan gaan met de dagelijkse hoeveelheid informatie. Hoe begin je aan het opmaken van je oordeel? Hier zijn enkele principes die ik tracht te volgen. Af en toe schemert één van Spinoza’s ideeën door.
Ten eerste tracht ik mijn oordeel uit te stellen tot ik redelijke argumenten heb gehoord. Gedachten zijn het meest vrij wanneer ik me – zelfs kortstondig – over persoonlijke sympathie of antipathie heen zet. Dat klinkt makkelijker dan het is. Ik merk hoe ik mijn blik laat beïnvloeden door gevoelens van voorkeur of afkeer, en hoe ik makkelijk verder bouw op eerder gevelde oordelen. Enige afstand brengt verheldering.
Helderheid
Ik formuleer voor mezelf enkele ideeën over de maatschappij waarin ik wil leven. Sommige concepten worden voortdurend gebruikt – vrijheid, solidariteit, democratie, gelijkheid, mensenrechten – zonder dat ze worden verduidelijkt. Elke vaagheid klinkt voor mij als een nieuwe vraag, tot me helder voor de geest staat wat iemand bedoelt. En wie alleen slogans gebruikt
die niet duidelijker worden, valt met enige argwaan te benaderen. ‘Yes, we can’ is één van de bekendste, naast de pleidooien voor democratie in het buitenlands beleid van oorlogskraaiers. We kunnen wat precies? En wat over wat soort democratie gaat het? Deze stap is cruciaal: idealen als vage concepten werken makkelijk als een misleiding, of zelfs een morele gijzeling, terwijl ze niet tot de resultaten leiden die ik eigenlijk wil.
Het tegenovergestelde gebeurt evengoed: negatieve termen – zoals ‘fascisme’ of ‘populisme’ – om de tegenpartij in diskrediet te brengen zonder argument. En is iemand monddood proberen te maken precies geen tactiek van anti-democratische regimes? Er is ook ‘guilt by association’: iemand van iets beschuldigen omdat de mensen met wie die persoon spreekt of omgaat ‘schuldig’ zijn.
Dit leidt naar het volgende punt: wat wil ik voor mezelf? Welke zijn mijn persoonlijke motieven? Met deze vraag wordt duidelijker waar mijn eigen loyauteit ligt. Politiek betekent kiezen, je hebt onvermijdelijk mede- en tegenstanders (zelfs al kan dit verschillen in de tijd). Evenmin makkelijk, maar het is ook een mooie kans tot kritisch zelfonderzoek – waarom wil ik juist wat ik wil, en als ik naar mijn ‘medestanders’ kijk, ben ik dan goed bezig?
Motieven
In het beluisteren van anderen, tracht ik naar hun motieven te peilen. Dan speelt ook de vraag ‘cui bono?’ – wie heeft er baat bij? Politici, bijvoorbeeld, die ongeduldig wachten op een deelname in de regering, reageren anders dan politici die minder interesse hebben voor machtsdeelname. Dit is een variatie op de idee dat iedereen eigenbelang nastreeft. Dat is tot op zekere hoogte onvermijdelijk. Alleen als de retoriek hypocriet wordt, gaat een belletje rinkelen. In elk geval valt analyseren me makkelijker, als ik begrijp welke belang anderen op het oog hebben.
Om motieven te peilen zijn daden veelzeggender dan woorden. Een minister van staat, bijvoorbeeld, waarschuwt voor wankele financiële markten… Wel, was die man even alert toen hij zelf een machtspositie bekleedde? Steunde hij toen ook volksprotesten? Neen? Dan is de kans groot dat zijn stelling eigenlijk een andere motivering verbergt, en dat hij angst en twijfel zaait om iets anders te bereiken (bijvoorbeeld beïnvloeden van opiniepeilingen).
Wat was de logica in het verleden om bepaalde beslissingen te nemen? Dat betekent niet dat het heden binnen dezelfde denkkader moet blijven, maar dan wordt duidelijk welke belangen, bezorgdheden politici vroeger voor ogen
hadden. Bijvoorbeeld als het over Europa gaat: welke opties werden niet gekozen? Waarom niet? Welke landen werkten tegen of mee, en waarom? Welke gevolgen hebben die keuzes nu? Luuk Van Middelaar herneemt in zijn boek over Europa ‘De passage naar Europa. Geschiedenis van een begin’. (Historische Uitgeverij, 2009) een aantal paden die niet werden ingeslagen.
Emoties in de tekst
Bij het selecteren van teksten, kies ik vooral stukken die feiten weergeven of die evoluties in een bredere context plaatsen (liefst van niet-politici). Stukken die alleen of vooral vanuit emoties zijn geschreven, krijgen vaak veel ruimte in het publieke debat. Maar ze zijn minder relevant, tenzij om stemmingen te peilen. “Ik heb de indruk dat…”. “Ik weet er niet veel van, maar ik heb het gevoel dat…” Of stukjes die vol staan met “zou-constructies.” Niet alleen geven zulke stukken weinig relevante informatie. Maar mensen bootsen elkaar gevoelens na: een stuk geschreven vanuit negatieve gevoelens – angst, wrok, verontwaardiging, verbittering, wraak, ressentiment, minachting – wekt gelijkaardige gevoelens op bij de lezer, of bij wie een antwoord schrijft. Vandaar dat gevoelige thema’s meteen tot een explosie aan emotionele stukken leiden. Tot de hype voorbij is, dus tot iedereen een beetje uitgeraasd is, en klaar is voor een nieuw thema. Stel dat je daar in meegaat, wat heb je dan bereikt? Zeer weinig.
Altijd ben ik op mijn hoede voor wie mensen bang maakt. Angst leidt nooit tot meer vrijheid. Zeker wanneer ‘dreigingen’ argumenten zijn om burgerrechten te beperken. Angst is een zeer slechte raadgever.
Emoties in het debat
Die emotionaliteit in het debat heeft nog een nadeel. Zonder dat je het beseft kan je als opiniemaker iemands nuttige idioot spelen. Helemaal valt dat nooit uit te sluiten, maar het is toch iets dat aandacht verdient. De mediahype tijdens de lente 2013 rond de zieke 7-jarige Viktor Ameys, bijvoorbeeld, toonde de onwetendheid van enkele invloedrijke opiniemakers. Viktor A. lijdt aan een zeldzame immuunziekte aHUs. Eerst kreeg hij zijn dure, levensnoodzakelijke medicijn Soliris niet kreeg terugbetaald. Het was bikkelhard om die mooie, lieve jongen in levensgevaar te zien. En de opiniepagina’s stonden dan ook vol verontwaardiging over Viktors lot, over de noodzaak van een ziekenzorg die alles dekt, etc. Emotionele, sentimenteel, schijnbaar morele reacties. Maar wie schrijft, ziet de andere patiënten niet die minder ziekenzorg zouden krijgen indien een heel duur medicament wordt terugbetaald, zonder korting vanwege de industrie. Die eenzijdige blik vertekent natuurlijk de zaak: een minister kan het budget maar eenmaal uitgeven. Meer voor de ene, betekent minder voor de andere.
Helaas was de zaak nog complexer: achteraf bleek dat het betrokken farmaceutisch bedrijf geen zuivere rol had gespeeld. In diezelfde periode was
er overleg tussen minister Onkelinx en de farmaceutische industrie. Het farmabedrijf was zelf op zoek gegaan naar mediagenieke patiënten om de druk op de Belgische overheid op te voeren. En die druk verhoogden ze door de publieke opinie te bespelen.
Wanneer er dus een thema opduikt dat meteen sterke emoties oproept, kan je beter even nadenken over de achtergrond. Hoe beter je die inschat, hoe correcter je kan oordelen.
Denken als verzet
Liever feiten dan meningen, dus. Zelfs al zijn ze onaangenaam. En hier speelt een kwalijke eigenschap van de geest mee: denken blijft vechten tegen de aangeboren neiging om zich af te sluiten van de onaangename realiteit, dus vaak van de realiteit zoals die is. Gedachten die een gevoel van onmacht of onbehagen geven, worden makkelijk geweerd. Eens je je bewust bent van die neiging, kan je er alvast rekening mee houden.
Context en algemene verbanden
Kritisch denken veronderstelt bredere verbanden kunnen zien. België begrijpen, bijvoorbeeld, lukt beter vanuit de internationale context. Zowel door vergelijkingen te maken tussen landen (federale staten, zoals Zwitserland, Canada ea), als door globalisering beter te begrijpen. Bij die verbreding hoort de poging om de posities van meerdere partijen te begrijpen. Ik bekijk meerdere televisiekanalen, internationale kranten, of facebookpagina’s van mensen wier visies ik niet deel. Onontbeerlijk om de kloof tussen de visies aan te voelen. Precies omdat elke mens toch een beetje opgesloten blijft in zijn wereld, moet je er af en toe uit breken. De neiging om alleen gelijkgestemden op te zoeken kan dan begrijpelijk zijn, ze is contraproductief.
En hoe vaak werd ik niet precies door ‘tegenstanders’ geïnspireerd om een stukje te schrijven? Dat is niet hetzelfde als tégen iemand schrijven: het gaat hier over beter, duidelijker inzien wat ik denk dankzij de confrontatie met andere visies. En voorbij de waan van de dag, tracht ik op langere termijn te kijken. Of minstens in een gebeurtenis een meer fundamenteel patroon, of een variatie op een thema te vinden. En welk effect heeft een gebeurtenis dan op de toekomst bepalen.
Tenslotte geloof ik niet in onpartijdigheid, ook niet in de mijne. Niemand spreekt vanuit een volstrekt objectief nulpunt. Elke mens heeft een eigen perspectief. En het democratische debat veronderstelt pluraliteit. Dat betekent niet hetzelfde als relativisme, alsof elk standpunt evenveel waard is. Dat is niet het geval. Maar hoezeer je gelooft in je eigen overtuiging, je aanvaardt in een democratie dat anderen ook hun visie hebben. Pluraliteit is een fundamenteel menselijke conditie.
Lezingen
In deze tekst komen enkele thema’s samen die ik recent in lezingen bracht: de lezing over Spinoza in Nederland (Utrecht) voor de Stichting Rozenkruis. Spinoza’s visie op de rede in combinatie met de hedendaagse actualiteit, bracht ik voor de liberale studenten van LVSV in Leuven, tijdens een ‘Blauwe Maandag’.
Teksten
In deze tekst komen enkele passages en thema’s aan bod die ik in Door Spinoza’s Lens veel grondiger uitwerk – over de rede, praktische filosofie, gelijkmoedigheid, passies, politiek, moraal… En Darwin, Machiavelli, politiek denken.
In de column ‘Veel meningen, geen debat‘ behandel ik het belang van waarheid en waarachtigheid in de politiek en in de media. Meer tips voor de kritische lezer geef ik in ‘Wegwijzers in het oerwoud‘. Het voorbeeld van Viktor Ameys bespreek ik in een interview met Ann-Sofie Dekeyser over empathie in de politiek.
LVSV Leuven had me uitgenodigd naar aanleiding van mijn column ‘Kritisch denken moet, ook al doet het pijn’.
Ik probeer al een paar jaar tijdens m’n sauna-ontspanningsmomenten zo’n boek van Spinoza te ontcijferen. Hoewel eenvoudiger dan Kant doe ik dat meestal blad per blad en stelling per stelling. Want bij Spinoza doet ieder detail er toe. Na deze uitleg ga ik daar zeker een verhelderde kijk op hebben. Ik vind het fantastisch hoe je ons (wij die niet een half leven met filosofie bezig kunnen zijn) tracht enige uitleg te verschaffen. Straks zal ik dit eens afprinten en het tijdens zo’n ontspanningsmoment volgende keer nog eens allemaal grondig lezen! Bedankt.
Heel erg bedankt voor uw reactie. Veel succes ermee!