“Ja, aftreden is symbolisch, maar daarom niet minder belangrijk”, Trouw, 7 januari 2021.

Met de spectaculaire gebeurtenissen in de Verenigde Staten – Trump-aanhangers die het Capitool bestormen op 6 januari 2021 – verdwijnen andere crises een beetje op de achtergrond. Die in Nederland rond premier Rutte en de toeslagen-affaire, bijvoorbeeld.

Op donderdag 7 januari was ‘aftreden’ het thema van het Filosofisch Elftal in Trouw. Alexandra van Ditmars interviewde Frank Ankersmit en mezelf over de vraag of premier Rutte kan aanblijven.

“FilosofischElftal

Ja, aftreden is symbolisch, maar daarom niet minder belangrijk

Door de toeslagenaffaire zou het kabinet vlak voor de eindstreep kunnen stranden. Heeft dat wel zin? Het Filosofisch Elftal buigt zich over de kunst van het aftreden.Alexandra van Ditmars7 januari 2021

Morgen praat de ministerraad weer over de toeslagenaffaire. De grote vraag blijft: treedt het kabinet af of niet? De VVD-fractie lijkt te koersen op het aanblijven van het kabinet. Klaas Dijkhoff (VVD) zei eerder op Radio 1 dat “aftreden, vlak voor de verkiezingen, een gebaar van hoog symbolische waarde” is. Maar is aftreden niet altijd een symbolisch gebaar? Gaat het daar niet juist om? En als je nu aftreedt en je vervolgens in maart weer verkiesbaar stelt, neem je de daad van het aftreden dan wel serieus? Het Filosofisch Elftal buigt zich over de vraag wat aftreden eigenlijk precies is.

“Aftreden is inderdaad altijd een symbolische daad”, zegt Frank Ankersmit, emeritus-hoogleraar intellectuele geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Voor het beleid zal het immers niet meer uitmaken; de gedupeerden hebben er concreet niets aan. Maar dat het iets symbolisch is, is nog geen reden om het niet te doen. Symboliek kan ontzettend waardevol zijn, zo ook nu. Als het kabinet aftreedt, geeft het daarmee aan: wij begrijpen dat we het vertrouwen van de Tweede Kamer verloren hebben. Aftreden is een schuldbekentenis, de ernst onder ogen zien van wat je gedaan hebt, en inzien dat dat dermate erg is, dat je je niet gerechtvaardigd voelt om door te gaan met je beleid. Zowel ethisch als politiek is het essentieel om die verantwoordelijkheid serieus te nemen. Alleen al fatsoenshalve lijkt het mij daarom dat de regering verplicht is om af te treden.”

“Aftreden is meer dan een symbolische daad”, reageert filosoof en columnist Tinneke Beeckman. “Het maakt onderdeel uit van een gezond politiek klimaat, en is daarmee cruciaal voor de democratie. Het commentaar van Dijkhoff laat zien dat hij verwacht dat burgers meegaan met de redenering vanuit het perspectief van de machthebbers: maakt het nog wel uit of we aftreden, er zijn toch bijna weer verkiezingen? Maar daar gaat het niet om. Ministers ontslaan is feitelijk de enige sanctie die er bestaat in een democratie. Het voordeel van een democratie tegenover andere systemen is dat je een roulatie hebt van de macht; machthebbers kunnen gedwongen worden tot ontslag wanneer ze het algemeen belang beschadigen. En dat is nu gebeurd. Mensen zijn hun huis kwijtgeraakt, soms zelfs hun kinderen, zijn depressief geraakt, jarenlang onterecht niet geloofd – het is werkelijk verschrikkelijk. Als je vervolgens als politicus aftreden trivialiseert als ‘slechts iets symbolisch’, geeft dat de indruk dat we te maken hebben met een politieke klasse die vooral uit is op het behoud van haar eigen machtspositie en die geen verantwoordelijkheid wil nemen.”

Ankersmit: “Daar lijkt het inderdaad op. In een interview in NRC antwoordde Rutte op de vraag of hij de toeslagenaffaire als een smet op zijn premierschap ziet, dat hij daar nog over na moest denken. Terwijl de toeslagenaffaire het ergste is wat er gebeurd is in het Nederlands openbaar bestuur sinds vele jaren. In het rapport erover staat dat de overheid gezondigd heeft tegen het staatsrecht. En dan moet de baas van ons kabinet nadenken over of dit een smet is op zijn loopbaan. Natuurlijk is het dat! Want hij is eindverantwoordelijk; dat is simpelweg hoe ons staatsrecht werkt. Het Nederlandse volk heeft Rutte toevertrouwd verantwoordelijk te zijn voor een goede uitvoering van het beleid ten behoeve van de Nederlandse burger en natie. En het kabinet is tekortgeschoten in die uitvoering. Dat is geen kleinigheid voor wat wij de ‘uitvoerende macht’ noemen.”

Beeckman: “Vergeet ook niet dat de Tweede Kamer meermaals foutief geïnformeerd is. Daardoor kon de wetgevende macht haar controlerende functie niet uitoefenen, terwijl die grondwettelijk cruciaal is. De Nederlandse rechtsstaat is gebaseerd op de scheiding der machten, de trias politica van de Franse filosoof Montesquieu. Twee van de drie machten blijken nu niet goed gefunctioneerd te hebben. Als je dat als politicus relativeert door niet af te treden, wil je wel de voordelen van de macht, maar niet de potentiële nadelen die erbij horen.”

Ankersmit: “Bij aftreden is er ­altijd sprake van een paradox: als het ka­binet aangeeft af te treden, zullen burgers dat aftreden minder nodig vinden, en vice versa. Aftreden is een schuldbekentenis waarmee bestuurders duidelijk maken dat ze de ellende die ze hebben veroorzaakt werkelijk onder ogen zien. Als het kabinet aangeeft af te treden, zal men daarom eerder geneigd zijn te zeggen: ze snappen het, dus dan mogen ze eigenlijk wel blijven; we kunnen verwachten dat ze het in het vervolg anders zullen doen. Als ze niet aftreden, dan bewijst het dat ze nog steeds niet in de gaten hebben wat ze allemaal veroorzaakt hebben. Waardoor mensen juist geneigd zullen zijn om te zeggen: nu moeten ze aftreden! Met aftreden neem je je verantwoordelijkheid en toon je integriteit. Als je dat eenmaal gedaan hebt, mag je weer meedoen: je kunt dus prima eerst aftreden en je vervolgens weer verkiesbaar stellen.”

Beeckman: “Juridisch mag dat inderdaad, maar wat voor signaal stuur je daarmee? Aftreden moet je altijd zien in de context van de tijd waarin je leeft. Er zijn nu allerlei complottheorieën waarin politici worden afgeschilderd als corrupt. Dat geeft blijk van een enorm wantrouwen jegens de politiek. Die complottheorieën zijn grote onzin, maar de toeslagenaffaire is dat niet: er is daarbij wel degelijk sprake van een kabinet dat burgers jarenlang onterecht benadeelde en daarover loog. En de andere staatsinstellingen waren blijkbaar niet in staat die onschuldige burgers te beschermen. Vanuit deze situatie kun je alleen maar hopen dat politici beseffen dat ze een duidelijk signaal moeten afgeven om het vertrouwen van de bevolking in de politiek te herstellen. En dat kan door af te treden en plaats te maken voor nieuwe mensen.”

Dit artikel verscheen op donderdag 7 januari 2021 in Trouw.

“Terreur vraagt inzet tegen verdeeldheid”, een jaar na 22/03, De Tijd, 18 maart 2017

Een jaar na de aanslagen herdenken Brussel en Zaventem de terreuraanslagen van 22 maart. Elke herdenking is een evenement, een rituele verbinding van alle burgers rond een gedeelde herinnering, in dit geval aan een gruwelijke gebeurtenis. Dat helpt om de wonden te helen, elkaar te steunen en de toekomst verenigd tegemoet te zien. Deze solidariteit wordt versterkt door moedige getuigenissen en inspirerende oproepen.

Zo bereikte het videobericht, ‘Jihad van liefde’ van Mohamed El Bachiri, al miljoenen mensen. Na de dood van zijn echtgenote Loubna bracht El Bachiri een ontroerend pleidooi voor medemenselijkheid. Hij liet zijn hoopvolle boodschap ook optekenen door David van Reybrouck in een pas verschenen boekje, opdat alle mensen, in het bijzonder jongeren, zijn boodschap zouden meepikken. Dit verhaal is enorm bemoedigend: wanneer verbondenheid, openheid en vastberadenheid de angst overwinnen, dan hebben terroristen hun strijd al deels verloren, ondanks de pijn, de wanhoop en het verdriet van de slachtoffers.

Schaamte 

Deze herdenking brengt echter ook een diep gevoel van schaamte over de jarenlange loochening van fundamentele samenlevingsproblemen. Enkele dagen na de aanslag beschreef Béatrice Delvaux deze schaamte in een aangrijpende brief aan haar kind. Daarin verontschuldigde ze zich voor haar jarenlange blindheid. Ze had geloofd in een wereld met onbeperkte mogelijkheden, waarin haat en geweld tot het verleden behoorden. Ze dacht dat de langzaam voortschrijdende strijd voor vrijheid en gelijkheid definitief voorbij was. Nooit meer oorlog en geweld: het leek jarenlang niet alleen een slogan of een ideaal, maar een feit.

De aanslag leek een ommekeer teweeg te brengen. Maar het open debat over de situatie in Brussel ligt moeilijker. De Molenbeekse schepen voor Groen, Annalisa Gadaleta, kwam eind november 2016 hevig onder vuur te liggen voor haar kritische boek, Entretien à Molenbeek, la dérive fondamentaliste du quartier le plus redouté d’Europe. Nochtans zouden alle partijen ondertussen de problemen moeten erkennen.

Breder bekeken, werd België die dag bikkelhard geconfronteerd met een negatieve zijde van globalisering: veiligheid is een internationale kwestie geworden. Het acute gevoel van dreiging is voorlopig wel verdwenen. Maar wat met de terugkerende Syriëstrijders, die wrede oorlogservaringen hebben opgedaan? Wat met de haters van het westen die niet meer vertrekken? Nu IS het militair moeilijk heeft, dreigt de strijd zich meer naar Europa te verplaatsen.

De aanslagen markeren dus een blijvende verandering: het is twijfelachtig of de wereld van voor 22 maart nog terugkeert. Dat vraagt een grondige reflectie over de gepaste levenshouding.

Terreur confronteert de samenleving met een ongemakkelijk gegeven: het onverwachte. Mensen controleren niet alles wat er gebeurt, en soms veroorzaken mensen zelf die onvoorziene omstandigheden. Dat lijkt niet meer van deze tijd: de moderne samenleving is er in geslaagd om risico’s zoveel mogelijk te beperken en om voorspelbaarheid te vergroten.

Daadkrachtig

Ten tweede vraagt terreur een grote inzet tegen verdeeldheid.  Maar verbinden betekent niet zwijgen, wegkijken of kritiekloos aanvaarden, integendeel. Samenhorigheid vereist heldere keuzes en daadkracht. Daadkracht betekent kordaat en eenduidig optreden wanneer het nodig is. Het is het omgekeerde van een conflict-vermijdende houding. Helaas was dit jarenlang de regel: het was ‘cool’ om zich op geen elke grote overtuiging te laten neerpinnen, om steevast ironisch en luchtig uit de hoek te komen, om zelfs van de meest groteske visie nog het lichtpunt te zien. Met die houding komt niemand vandaag nog verder. Teveel groepen, partijen en zelfs leiders sturen aan op conflicten. Luister bijvoorbeeld naar Erdogans recente veroordelingen aan het adres van Nederland. Terwijl hij in eigen land de democratie afschaft en Turkse genocide op Armeniërs in 1915 ontkent, beschuldigt Erdogan Nederland volslagen onterecht van massamoorden in Bosnië. Erdogans retoriek is niets minder dan een nieuwe manier van politieke oorlogsvoering, en de inzet is hoog: door zijn luide aanvallen op een Westerse democratie probeert Erdogan zijn eigen autoritaire regime te legitimeren.  

Vanuit Rusland doet Poetin regelmatig hetzelfde. Dan volstaan sussende woorden niet; daadkrachtig reageren wordt noodzakelijk. Dat brengt mensen ook samen, zoals bleek toen Nederlandse premier Rutte zich niet door Erdogans strategie liet intimideren. Zelfs Europa kwam sterker verenigd uit de controverse.

Ten derde is het belangrijk om angst om te zetten in alertheid. Angst op zich veroordelen, heeft geen zin. Mensen hebben het volste recht om angst te voelen in een wereld die zo snel verandert. Maar angst verlamt. Het is tegelijkertijd een machtig wapen, in handen van terroristen, maar ook in handen van de overheid. Angst op zich helpt dus niemand vooruit; alertheid daarentegen kan veel onheil voorkomen.

Herdenkingen proberen de herinneringen aan de traumatische gebeurtenissen een plaats te geven. Deze opdracht tot herinneren, verplicht ook tot reflectie over een verbindende, daadkrachtige en alerte houding in de toekomst.”

Deze tekst verscheen in De Tijd, op zaterdag 18 maart 2017.

“Een reactionair is geen conservatief”, column DS, 16 maart 2017

” Identiteit en integratie zijn de thema’s van de Nederlandse verkiezingen. Dat is onwennig voor alle partijen, behalve voor de PVV van Wilders, en voor DENK, de partij opgericht door ex-PVDA-leden Kuzu en Öztürk. Met deze laatste partij komen ook ronduit reactionaire stemmen naar boven. De spanningen tussen Nederland en Turkije verduidelijken dit radicale project.
Het programma van DENK leek helder: de strijd tegen racisme en discriminatie. DENK-boegbeeld Sylvana Simons verliet de partij echter omdat de leiders volgens haar “homorechten en vrouwenrechten niet serieus namen” en “zich teveel op conservatieve kiezers richten”.

Dit is een veel voorkomend misverstand: een partij als DENK bedient niet alleen een conservatieve achterban, maar is zelf een reactionaire beweging.

Reactionair betekent dat de partij de verwezenlijkingen van de moderniteit ongedaan wil maken: de scheiding tussen kerk en staat, individuele rechten voor mannen én vrouwen, vrijheid van mening en (on)geloof, vrije pers en een wetenschappelijk geïnspireerd waarheidsstreven. DENK is de enige partij die Erdogans houding tegenover Nederland de afgelopen dagen steunde. Erdogan heeft de democratie vroeger met een tram vergeleken: “Je rijdt ermee tot je je bestemming bereikt, dan stap je er uit.” In eigen land illustreert Erdogan wat dit betekent.
Wat de politieke strijd betreft, durft DENK van de democratische methode af te wijken. De partij verspreidt ‘fake news’ en uit de lucht gegrepen samenzweringstheorieën. Ze valt de reguliere media frontaal aan. Ze is sterk autoritair, en voert erg agressief campagne. Zo klaagt de ‘Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland’ over intimidatie van moskeegangers, alsof elk individu niet zelf mag beslissen voor wie hij stemt.

Vergelijk dit met de houding van de conservatief: die staat sceptisch tegenover de maakbaarheid van mens en samenleving. Heilzame veranderingen gebeuren liefst in kleine stapjes en vanuit wat in het verleden werd opgebouwd. De ware conservatief is een bescheiden wereldverbeteraar. ‘Als we de wereld niet opnieuw ongelukkig willen maken, moeten we onze dromen over het gelukkig maken van de wereld opgeven’, noteerde Karl Popper. Een conservatief knikt instemmend. Hij kan zich ook vinden in de woorden van Lord Palmerston die ooit boos mompelde: ‘Hervormen, hervormen. Is het al niet erg genoeg?’. Voor de conservatief beschermt de rechtsstaat de individuele rechten, terwijl het politieke of sociale project alleen vanuit een zin voor de gemeenschap kan ontstaan. DENK wil daarentegen een radicale omwenteling van de Nederlandse samenleving.

Progressief is DENK ook niet. De partij klinkt alleen progressief in haar aandacht voor racisme, discriminatie en vrijheid. Alleen dient die vrijheid om paternalisme opnieuw in te voeren. Het antwoord op racisme en discriminatie is al evenmin progressief. DENK pleit niet voor een universalistische, verbindende boodschap, waarbij mensen elkaar ongeacht hun etnische, religieuze of andere verschillen respecteren en waarderen. Dan overstijgen mensen hun verschillen juist om als gelijken samen te leven. Neen, DENK maakt van verschil de maatstaf. Iemands etnische achtergrond bepaalt zijn stemgedrag, ongeacht de uiteenlopende politieke ideeën over vrijheid of gelijkheid die iemand kan hebben. De kloof die DENK introduceert, valt nooit te overbruggen. Zo’n beweging kan alleen polariserend werken. DENK vertegenwoordigt ook geen regenboog van minderheden. Veruit de meeste aanhangers zijn van Turkse komaf, en heel wat Marokkaanse Nederlanders zeggen op DENK te stemmen. Maar Antilliaanse of Surinaamse kiezers zouden zich volgens opinieonderzoek van Kantar Public niet aangesproken voelen.

De stichtende leden van DENK komen uit de PVDA. Die vaststelling is reden genoeg voor progressieve partijen om grondig na te denken over de verborgen breuklijnen, die zelfs door hun eigen partijen dreigen te lopen: naast de keuze tussen progressief of conservatief maakt de reactionaire visie nu opgang. Het laaiende conflict begin deze week tussen Nederland en Turkije toont dat dit reactionaire gedachtengoed geen marginaal fenomeen is, ongeacht wat de verkiezingsuitslag teweegbrengt.”

Deze column verscheen op 16 maart in De Standaard.