Opiniemakers van Morgen, in ‘De Morgen’

UnknownDe Morgen maakt tijdens de zomer een reeks waarin gevestigde opiniemakers elke zaterdag iemand voorstellen. Etienne Vermeersch vroeg mij om een bijdrage te schrijven over de rol van intellectuelen.

opiniemaakster van morgen, Tinneke Beeckman

copyright – Bob Van Mol

Waarom koos hij mij? “Er zijn verschillende redenen waarom ik ervan overtuigd ben dat Tinneke Beeckman tot de Vlaamse opiniemakers van morgen kan gerekend worden, al is ze dat ook al vandaag. Er is vooreerst haar voortreffelijke academische loopbaan tot op heden: ze doctoreerde in 2003 in de moraalwetenschappen magna cum laude; ze was achtereenvolgens aspirant en postdoctoraal onderzoeker aan het FWO en ze schreef in deze context een reeks waardevolle publicaties.

Maar als echte eigentijdse filosofe schrijft ze niet alleen voor vakgenoten. Al twee boeken waren voor een breder publiek bestemd: als auteur van ‘Door Spinoza’s Lens‘. Daarnaast schreef ze heel wat opiniërende stukken in kranten en tijdschriften.

Volgens mij staat haar voorliefde voor Spinoza garant voor drie belangrijker kwaliteiten van haar denken. De behoefte aan helderheid en strenge argumentatie; de bereidheid om de totaliteit van de vraagstukken die te maken hebben met “den mensch en deszelfs welstand” te behandelen en vooral de moed om tegen de gangbare opinies in, de waarheid en alleen de waarheid na te streven. Getuige daarvan zijn opiniestukken zoals ‘Redt verontwaardiging de wereld?‘, ‘Veel meningen, geen debat‘ en ‘Nieuwe oorlogen‘ (over Syrië). Heel bijzonder getuigde het van moed om als jonge onderzoekster lid te worden van de Gravensteengroep, die zich als opdracht heeft gesteld een rationeel standpunt in te nemen inzake de communautaire problemen; een stellingname die door ‘weldenkenden’ van rechts en van links met achterdocht wordt gevolgd.” (DM, 3 augustus 2013, p. 7)

Mijn opinie: “Kritisch denken moet, ook al doet het pijn”

“Leven we in anti-intellectuele tijden? Ik liep door de immense bibliotheek van Blenheim Palace bij Oxford, het landgoed waar Winston Churchill werd geboren. De gids wou de bibliotheek prijzen en wees op de mooie collectie gebonden exemplaren van Vanity Fair. ‘Er zijn hier ook fun-reads’, gniffelde ze. Over kostbare manuscripten repte ze met geen woord. In de winkel ligt ‘Plato voor beginners’, wat in het Frans ‘pour les nuls’ heet. Dat vinden we heel gewoon. Maar mijn grootvader zou nooit een boek hebben gekocht waarvoor je jezelf eerst ‘nul’ moest vinden. Vandaag is zo’n titel een manier om de markt te veroveren. Aantrekkelijk want vederlicht. Het mag vooral niet moeilijk of complex zijn.

220px-Adonis_Cracow_Poland_May12_2011_Fot_Mariusz_Kubik_01

Ali Ahmad Sa’id, alias ‘Adonis’.

Toch worden intellectuelen geapprecieerd, zeker als ze een heldere bijdrage leveren over thema’s die algemeen zorgen baren. Een maatschappij heeft intellectuelen nodig die het voortouw nemen en bakens uitzetten. Zonder hen is verandering moeilijk. Recentelijk noemde de Syrische dichter Adonis intellectuelen in de Arabische wereld lafaards, omdat ze zich ten dienste stellen van antidemocratische regimes. Zijn betoog, gehouden in Algerije, oogstte veel bijval. Maar in het Westen lijkt het belang van de intellectueel erg afgenomen. Dat heeft met vele factoren te maken.

Eén ervan is de werking van politieke correctheid. Die houding lijkt principieel kwetsbare groepen te beschermen, maar ze houdt ook een gevaar in. Ze creëert de indruk dat we het recht hebben om nooit iets te hoeven aanhoren dat we niet leuk vinden. In de praktijk heeft politieke correctheid dan ook de lastige bijwerking dat ze scherp debat verhindert. De anders denkende wordt dan als persoon geviseerd omwille van zijn ideeën of van zijn retoriek. Politieke correctheid maakt de morele pose dus belangrijker dan het inhoudelijke argument. ‘Anderen zijn egoïstisch, ik ben solidair’. ‘Anderen hebben angst voor de ander, ik ben verdraagzaam’. Zelfs al klopt dat, wat dan nog? Een goed intellectueel debat speelt nooit de man, maar draait om de zaak en schuwt geen complexiteit. Zo’n debat dient een diepe noodzaak: leren samenleven met andersdenkenden.

UnknownEen tweede element volgt uit de houding van intellectuelen zelf. In Politicide beschrijft Luuk Van Middelaar helder hoe de Franse intellectuelen verantwoordelijk zijn voor hun eigen onmacht. Die lange evolutie begint bij Kojève en Sartre, vanaf de Tweede Wereldoorlog. Vandaag ondergraaft het postmodernisme elk degelijk debat, omdat het elke waarheidsaanspraak afwijst. Alles is interpretatie. Er zijn alleen dominante interpretaties, geen ‘ware’ of zelfs waarachtige meer. Uit zo’n theorie kan je geen politieke praktijk ontwikkelen die de democratie beschermt.

De postmoderne denker is in werkelijkheid een machteloze die reageert uit verzet tegen de bestaande orde: ‘jij verkondigt de dominante stelling, ik niet, dus ik ben beter’. Het is een variatie op ‘jij bent slecht, dus ik ben goed’. Of in het debat: ‘Jij hebt ongelijk, dus ik heb gelijk.’ Helaas volgt er dan geen waardevol alternatief.

Bovendien bezigen die postmoderne denkers vaak cryptische taal. Dat jargon staat een werkbaar alternatief voor wantoestanden evengoed in de weg. Want wat ben je met geniale gedachten over sociale rechtvaardigheid of een betere wereld, als je publiek je niet begrijpt? En welke geloofwaardigheid heeft een ‘intellectueel’ die in wezen eenvoudige gedachten bijna onbegrijpelijk formuleert? Het antwoord is eenvoudig: geen. Met woordkramerij en beuzelarij vernielden deze intellectuelen hun eigen geloofwaardigheid: deze ‘intellectuele elite’ vertegenwoordigt niemand meer, en niemand neemt hen nog ernstig. Terwijl een intellectueel precies een beroep doet op het gezonde verstand van de bevolking: ze is de ideale bondgenoot in zijn strijd tegen onrecht.

images-1Het contrast met de klassieke opvatting van de intellectueel kan niet groter zijn. Sinds de Verlichting ziet de intellectueel het als zijn plicht ziet onrecht in de wereld aan te klagen vanuit universele waarden. Die waarden garanderen dat elke mens in aanmerking komt om te worden verdedigd. Voltaire sprong in de bres voor een arme, onterecht beschuldigde protestant, Jean Calas. Julien Benda definieert de intellectueel als de ‘bezitter van een onafhankelijk oordeel, dat alleen loyauteit verschuldigd is aan de waarheid’. Edward Saïd noemt de intellectueel een ‘outsider’, iemand die in zelfgekozen ballingschap leeft, aan de rand van de maatschappij. Die spreekt dan publiek in naam van de vergeten, niet-vertegenwoordigde mensen.

Unknown-1In de geschiedenis valt die ballingschap letterlijk op te vatten. Boegbeeld van de klassieke intellectueel is Emile Zola. Hij nam het op voor Alfred Dreyfuss, een kapitein in het Franse leger die onterecht werd veroordeeld voor landsverraad door een militaire rechtbank. Zonder bewijs, zonder correcte verdediging. Antisemitisme maakte van de joodse officier een ideale zondebok voor de Franse nederlaag tegen Duitsland in de oorlog (1870-1871). In 1898 publiceert Zola een vlammende aanklacht tegen de Franse president in een open brief in ‘L’Aurore’. De bedoeling van die ‘J’accuse’ was duidelijk: de brief leidde tot een proces wegens laster tegen Zola. Het was de enige mogelijkheid om de zaak te heropenen. Zola verhuisde naar Engeland om gevangenschap te voorkomen en zijn verzet tegen de Staat verder te zetten. Zola haalde zijn gelijk: Dreyfuss werd in eer hersteld. De zaak had uiteindelijk een blijvende invloed op de Franse politiek.

Unknown-2Het enige wapen van de intellectueel is het woord. Dat neemt niet weg dat hij zelf met beledigingen, verdachtmakingen, ostracisme en geweld kan worden geconfronteerd. Soms wordt hij zelfs met de dood bedreigd, zoals Salman Rushdie ondervond naar aanleiding van zijn Duivelsverzen. Op die doodsbedreigingen werd soms verrassend vaak lichtvaardig gereageerd: ‘Zoek je niet zelf problemen als je ‘kwetsende’ meningen uit?’ Deze politiek correcte reactie ontkent niet alleen de kern van literaire verbeelding, ze miskent de taak van de intellectueel: kritisch en geëngageerd denken, hoe pijnlijk dat ook kan zijn. Als je daarvoor heilige huisjes omver moet gooien, het zij zo. Als een mening jouw veiligheid bedreigt, dan bewijst dat vooral dat je een tegenmacht hebt ontdekt die geen vrije meningsuiting of vrij onderzoek verdraagt.

De intellectueel die vrij en na onderzoek een stelling inneemt vanuit een oprechte bekommernis om het algemeen belang, moet op steunen kunnen rekenen. Zelfs van wie liever Vanity Fair openslaat dan Shakespeare. Ook de (post)moderne samenleving heeft intellectuelen nodig.”

14 Comments

  1. lucas pannier

    vreemd dat u het postmoderne denken onder een morele mat lijkt te kieperen…iov Etienne Vermeersch? Moeten? Uw aanmatigend wetende discoursstijl lijkt me verontrustend, ook door E. Vermeersch geinspireerd?. Over intellekt en genocidaire beschavingen: http://lareviewofbooks.org/review/the-banality-of-intellect-christian-ingraos-believe-and-destroy
    Welke eenvoudige gedachten bedoelt u precies?

  2. thomas dekkers

    Hopelijk houden de redacties van De Standaard, De Morgen, de VRT en andere zogenaamde “kwaliteitsmedia” dit allemaal in gedachte bij het selecteren van toekomstig bladvulsel voor hun opiniepagina’s. Momenteel zie je daar vooral voorbeelden van hoe het niet moet.

  3. Bart De Wachter

    Dat je de diskussie herleid tot een tegenstelling tussen klassieke intellectuelen die de (absolute) waarheid verkondigen en postmidernisten waar alles zo relatief wordt dat het noch waar noch waarachtig is volgens mij intelectueel niet korrekt. Zoeken naar het hoogste waarheidsgehalte – wat inderdaad de opdracht van de intellektueel zou moeten zijn – is een moeilijke opdracht want waarheid is altijd afhankelijk van de oorspronkelijke aannames in het gehanteerde kader. Iets meer nuancering had wel geapprecieerd geweest.

    • thomas dekkers

      Van heel wat zichzelf als “intellectueel” omschrijvende pipo’s die we in de gevestigde media horen, kan nauwelijks beweerd worden dat ze op zoek zijn naar de waarheid. Nee, ze denken die allang gevonden te hebben & toeteren haar nu luidkeels rond, liefst in zo simplistisch mogelijke bewoordingen, en als het even kan vergezeld van venijnige, niet noodzakelijk op de werkelijkheid gebaseerde, beschuldigingen aan wie anders over de dingen denkt. Over de verdiensten van het postmodernisme in zijn geheel is het laatste woord misschien nog niet gezegd, maar van de perverse kantjes die hierboven aangehaald worden (op niks dan aanstellerij gestoelde pseudo-rebellie en hol jargon om het gebrek aan argumenten te maskeren) worden dagelijkse nieuwe voorbeelden aan het publiek geserveerd.

  4. thomas dekkers

    Sommige mensen verdienen een verbale draai rond hun oren. Bij gebrek aan tegenwind in de mainstream media, deel ik die bij deze graag uit :-p Het zal wellicht arrogant overkomen, maar ik herken pipo’s wanneer ik er ze bezig zie, en voel me dan niet verplicht me in te houden. En denk vooral niet dat een pipo gewoon iemand met een tegengestelde mening is 😉

  5. Bart De Wachter

    De problematiek van publicatiedruk voor academici en de inhoud die hun artikels hebben is een hele eigen diskussie waard. Minstens even belangrijk is het verschil te erkennen tussen columns in ‘mainstream’ media en wetenschappelijke artikels. De laatste zijn eigenlijk nog het gemakkelijst want gedikteerd qua inhoud en stijl door relatief duidelijke regels. De columns moeten proberen voldoende niveau te behouden om valabel te zijn als input van ‘intellektuelen’, want anders vervallen ze te snel ot een soort veredelde twitter. Wat ik bedoel is dat het voldoende toegankelijk moet zijn zodat vakjargon het lezen niet verhinderd, maar tegelijk voldoende onderbouwd en duidelijk zodat een genuanceerde boodschap mogelijk blijft. En juist dat laatste blijkt vaak ten koste te gaan van de toegankelijkheid. Een zekere inspanning van de lezer mag immers verwacht worden.

  6. Pjötr Nembkow

    In dit opiniestuk wordt het postmodernisme beschreven als in se vijandig gedachtegoed voor de intellectueel, die zich op het rationele debat laat voorstaan.

    Tot die toonvoorbeelden van de intellectueel wordt Edward Said gerekend. Maar is ‘Orientalism’, het hoofdwerk van Edward Said, nu niet precies een schoolvoorbeeld van het postmodernisch discours? Said (in het voorwoord van dat werk, geloof ik) zag zichzelf alleszins als iemand schatplichtig aan het gedachtegoed van Foucault.

    • Tinneke Beeckman

      Beste,
      ik schrijf niet dat geen enkele intellectueel ook postmoderne invloeden kan hebben. Ik citeer Luuk Van Middelaar, die aantoont hoe het postmodernisme, waartoe Foucault zeker behoord, politiek machteloos is: dwz dat de theorie weinig of geen instrumenten biedt om de democratie te beschermen.

      • Pjötr Nemkbow

        Het was zeker niet mijn bedoeling om u de stelling toe te schrijven, dat intellectuelen per definitie vrij van het postmodernisme zouden zijn. Veeleerder wilde ik vragen hoe u Said, in diens hoedangiheid van ‘public intellectual’ inschat.

        Is hij iemand die “het als zijn plicht ziet onrecht in de wereld aan te klagen vanuit universele waarden”? Of is hij slachtoffer van het postmodernisme, dwz, iemand die zijn plicht inziet, maar onvermogend is er gevolg aan te geven?

      • Tinneke Beeckman

        Opiniestukken hebben een beperkt aantal woorden, dat was in dit geval 1000. Te weinig dus om de complexiteit helemaal uiteen te zetten. Saïd is een boeiend geval. Ik verwees naar hem, omdat ik wilde tonen dat het bestaan van intellectuelen geen uitsluitend Westers fenomeen is. Saïd analyseert welke machtsrelaties tot het beeld van de ‘Orient’ geleid hebben, een beeld dat volgens hem impliciet aanwezig is bij Westerse denkers, en dat tegenover ‘het occidentale’ staat. Het Westerse koloniale verleden speelt hierin een belangrijke rol, en hij vermeldt Foucault inderdaad in de inleiding van ‘Orientalism’. Toch meent hij ook dat ‘de intellectueel de waarheid spreekt tegenover macht’. Aangezien zijn opzet de correctie is van machtsrelaties (of toch een analyse van het machtsdiscours) precies om de banneling, de verdrukte, de verzwegene aan het woord te laten, is hij toch trouw aan de meer klassieke opgave van de intellectueel. (vandaar mijn démarche in het stuk). Maar uw vraag raakt aan een dieper probleem over Saïds positie. En terecht: tegelijkertijd is de kritiek die ik geef op de politieke onmacht bij postmoderne auteurs mogelijk ook op hem van toepassing. En dan zou ik zeggen: zolang hij tégen de koloniale invloed schrijft – wat hij voor alle duidelijkheid terecht en boeiend doet – houdt zijn discours stand. Veel meer dan wanneer hij een andere vraag zou moeten oplossen: Los van de machtsrelaties tot het Westen, welk pad leidt er in het Midden-Oosten naar méér democratie? Dat is voor mij onduidelijk – als u tips heeft, lees ik ze graag.

      • Mysjkin

        “Aangezien zijn opzet de correctie is van machtsrelaties (of toch een analyse van het machtsdiscours) precies om de banneling, de verdrukte, de verzwegene aan het woord te laten, is hij toch trouw aan de meer klassieke opgave van de intellectueel.”

        Dat is toch bij uitstek een van de bedoelingen van veel postmoderne denkers? De impliciete aannames, vooronderstellingen die aan de basis liggen van het dominante discours ondergraven (of deconstrueren in postmodern jargon), om zo ruimte te geven aan degenen (de Andere) die door dit discours onderdrukt of genegeerd worden.

  7. Tinneke Beeckman

    Over postmoderne onmacht (aan Mysjkin):

    De vraag in mijn tekst is of postmoderne denkers een houvast bieden voor geslaagde politieke actie. Wel, dat is niet het geval, hun ‘goede bedoelingen’ ten spijt. Want het is inderdaad zeker dat ze zichzelf zien als verdedigers van ‘De Ander’, dat ze het ‘discours’ analyseren waarin die Ander wordt verdrukt etc. Na de publicatie van ondermeer Solzjenitsyn konden linkse intellectuelen moeilijk anders dan vaststellen dat een aantal van hen (zoals Sartre) kritiekloos een regime had gesteund dat duizenden mensen naar de goelag had gestuurd. En dat als moreel superieure houding tegenover wie niet links was. De vraag hoe politiek denken de val van totalitarisme kon vermijden, leidde echter niet tot een nieuwe reflectie over de democratie. Dat is wat ik in mijn tekst betoog.
    De onmacht tegenover de politieke realiteit slaat nadien over naar een moralisering van alles wat met politiek te maken heeft. Een goed voorbeeld hiervan is Lyotard, die politiek denkt als een poging om rechtvaardigheid te doen geschieden. We moeten ons dan bewust zijn van een (verpletterende) universele verantwoordelijkheid, die ondraaglijk is: politiek is het denken van ‘le différend’. Grote verhalen zijn voorbij, aluds Lyotard, en dat is een goede zaak, want die leiden tot totalitaire regimes (in zijn ‘rapport over het weten’ interpreteert Lyotard de Westerse filosofie als een wetenschappelijke onderbouwing van een geschiedfilosofie die eindigt in totalitarisme). Het gevolg van deze postmoderne vaststelling dat ‘grote’ verhalen niet meer bestaan, is dat er ruimte is voor heterogeniteit, dissensus, conflict etc. In ‘Le différend’ toont Lyotard hoe je een ‘geschil’ kan analyseren: hoe in een politieke situatie er een partij is die geen uitdrukking kan geven aan het onrecht dat hij ondergaat. Klassiek voorbeeld is de gekoloniseerde burger, die wel in het koloniale land een onrecht kan aanklagen binnen die wetgeving (bijvoorbeeld slachtofferschap van diefstal), maar niet kan aanklagen dat hij gekoloniseerd is (niet kan eisen niet meer onder die wetgeving te vallen). De rechtvaardigheid waar Lyotard dan naar streeft, is het openstaan voor die stiltes die in een discours niet meer worden gehoord.
    In morele zin, is de Ander inderdaad aanwezig. En zelfs zodanig, dat het postmodernisme niet politiek relevant vinden bijna als een immorele daad klinkt.

    Maar er zijn inhoudelijke bezwaren.
    Vooreerst dat politiek een zaak wordt van een ondraaglijke moraal. ‘Ondraaglijk’, is volgens mij politiek niet interessant. Dat alles een morele zaak is, ook niet. Ten tweede heb ik het moeilijk met dat morele overwicht binnen een relativistisch discours, dwz binnen een denken dat geen enkel criterium meer heeft om het ene verhaal anders in te schatten, dan een ander. Alles wordt – en blijft – een taalspel.
    Welk politiek handelen blijft over? Welke interventie heeft dan nog betekenis? Achteraf blijkt het onrecht – dat geen erkend ‘verhaal’ heeft, bijvoorbeeld voor de gekoloniseerde. En welke stap volgt dan? Het blijft bij een oproep tot bewustwording van de noodzaak voor respect. Klinkt mooi. Dat is dan ook alles.

Geef een reactie op Pjötr Nembkow Reactie annuleren

Pingbacks & Trackbacks